Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Wet geluidhinder

 

Artikel 106d
1
Behoudens het tweede lid is de voor woningen, binnen de zone van een aan te leggen landelijke spoorweg ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting van de gevel, vanwege de landelijke spoorweg of vanwege binnen het tracé van die landelijke spoorweg aan te leggen wegen of spoorwegen, 48 dB vanwege deze wegen, onderscheidenlijk 55dB vanwege deze spoorwegen.
2
Onze Ministers kunnen een hogere dan de in het eerste lid bedoelde waarde vaststellen, met dien verstande dat deze waarde in geval van geluidsbelasting vanwege wegen 58 dB, onderscheidenlijk vanwege spoorwegen 68 dB niet te boven mag gaan.
3
Voor zover het woningen in stedelijk gebied betreft kunnen Onze Ministers een hogere waarde dan 58 dB voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting vanwege de in het eerste lid bedoelde wegen vaststellen, met dien verstande dat deze waarde 63 dB niet te boven mag gaan.
4
Onze Ministers kunnen slechts toepassing geven aan het tweede of derde lid in die gevallen waarin toepassing van maatregelen, gericht op het terugbrengen van de verwachte geluidsbelasting van de gevel van de betrokken woningen, vanwege de landelijke spoorweg of vanwege binnen het tracé van die landelijke spoorweg aan te leggen wegen of spoorwegen, tot de ingevolge het eerste lid geldende waarde, onvoldoende doeltreffend zal zijn, dan wel overwegende bezwaren ontmoet van stedenbouwkundige, verkeerskundige, landschappelijke of financiële aard.
5
De in het eerste tot en met vierde lid gestelde regels zijn mede van toepassing binnen de zone van een te wijzigen landelijke spoorweg, vanwege binnen het tracé van die landelijke spoorweg aan te leggen wegen of spoorwegen.
6
De in het eerste tot en met vijfde lid gestelde regels zijn mede van toepassing met betrekking tot de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting van andere geluidsgevoelige gebouwen, met dien verstande dat:
a
in het eerste lid in plaats van ?55 dB? wordt gelezen? 53 dB?;
b
in het tweede lid in plaats van ?58 dB? wordt gelezen ?58dB voor zover het andere geluidsgevoelige gebouwen als bedoeld in artikel 106, eerste lid, onder e, 1° en 2° betreft, of 53 dB voor zover het andere geluidsgevoelige gebouwen als bedoeld in artikel 106, eerste lid, onder e, 3°, betreft? en
c
in het derde lid in plaats van ?woningen in stedelijk gebied? wordt gelezen: andere geluidsgevoelige gebouwen als bedoeld in artikel 106, eerste lid, onder e, 1° en 2°, in stedelijk gebied.
7
De in het eerste, tweede, vierde en vijfde lid gestelde regels zijn mede van toepassing met betrekking tot de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting aan de grens van geluidsgevoelige terreinen, met dien verstande dat:
a
in het eerste lid in plaats van ?48 dB? wordt gelezen? indien het woonwagenstandplaatsen betreft 48 dB en in de overige gevallen 53 dB?;
b
in het tweede lid in plaats van ?58 dB? wordt gelezen? indien het woonwagenstandplaatsen betreft 53 dB en in de overige gevallen 58 dB? en in plaats van ?68 dB? wordt gelezen: indien het woonwagenstandplaatsen betreft 63 dB en in de overige gevallen 66 dB.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • LJN AE0970, Eerste aanleg - meervoudig, 200100887/1
    Rechtsoort
    Bestuursrecht overig
    Datum uitspraak
    03-04-2002
    Status
    gepubliceerd
    Soort procedure
    Eerste aanleg - meervoudig
    Instantie
    gepubliceerd
    Rechtsoort
    Raad van State
    200100887/1. Datum uitspraak: 3 april 2002 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak in het geding tussen: [appellanten], en de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, verweerder. 1. Procesverloop Bij besluit van 26 januari 2000, kenmerk MBG 1999256346, heeft verweerder...
  •